Wood Stork (Mycteria americana) |
De Negrekopu of Houtooievaar heeft een zwarte kale kop en hals. Je ziet ze meestal in groepjes in ondiep zoet water, terwijl ze vissen zoeken. Ze zijn er niet alleen vlak langs de kust maar ook diep in het zuiden op de Sipaliwini savanne als die onder water staat. Ze kunnen goed grote afstanden vliegen. Ze cirkelen dan eerst naar grote hoogte en dan zweven ze verder bijna zonder vleugelslag. Dat doen andere soorten ooievaars ook. Het aantal nengrekopu's in Suriname lijkt achteruit te gaan. In de jaren zeventig was er nog een kolonie van deze vogels met zo'n 400 nesten en werden soms groepen van 2000 vogels gezien, vooral bij Matapica. Nu zie je er soms enkele tientallen en een broekolonie is er niet meer zover ik weet (maar zie hieronder). De meeste ooievaars lijken van kolonies van ver weg te komen, zowel nu als in het verleden. De meeste groepen van deze vogels worden tussen februari en juli gezien met de grootste groepen in juni en juli. Ze worden niet alleen langs de kust, maar ook elders in het land gezien, zoals op de Sipaliwini savanne en soms overvliegend in het gebied ertussen. Hun nesten zijn grote platforms van stokken in bomen, die elk jaar in omvang toenemen. De eerste foto van vliegende Negrekopu's komt van KD Dijkstra en is gemaakt op Weg naar Zee in september 2007, de tweede is gemaakt door Carl Beel bij Babunhol in december 2009. Ook de derde foto laat zien dat je de Negrekopu ver van de zee tegen kunt komen. Een groep van 10 vogels werd door Pieter Theunissen gezien bij Palumeu, zo'n 250 km inland. De volgende drie foto's zijn van nengrekopus bij een grote slaapplaats van meer dan 1000 van deze vogels, vergezeld van aalscholvers. Op 15 december 2018 werd onverwacht een nog niet vliegvlug jong aangetroffen langs de weg naar Apura. Het lijkt sterk op een broedgeval daar, maar dat is wel onverwacht. |
|
|
Verdeling van waarnemingen over het jaar | Waarnemingen van broeden over het jaar |
---|---|
The 258 reported observations of this bird in Suriname, mainly for the last 50 years up to 2018, have been grouped by month. More birds on one day are counted as one observation. Of course, if the graph should depict the total number of birds seen, the differences between the months could be much more pronounced. | The 3 reported breeding observations of this bird in Suriname. Most observations are about nest with eggs, some about fledglings, or feeding at a nest or the building of a nest. Of the about 5000 nests and eggs found for all species together, about 1/3 comes from the egg collection of Penard between 1896 and 1905. For some reason most collecting then was done in the first half of each year, so the shown distribution does not necessarily reflect the actual breeding preferences. The main dry season in Suriname is reckoned to be from half August to the end of November, the main wet season from half April to half August, but the the timing of begin and end does vary from year to year. Around March a second dry season often occurs. |