Barred Antshrike (Thamnophilus doliatus) |
Koko: Een luidruchtige zwart-wit gestreepte vogel (het mannetje), die je in tuinen en op verlaten percelen tegenkomt, maar ook langs de weg en op de savanne. Het vrouwtje is bruin met nog wat streepjes op haar hoofd. De koko verraadt zich vooral door zijn geluid, een steeds sneller ko ko ko ko ko ...ko krrrro, soms ook in duet gezongen. Als je ze ziet zingen, kan je goed waarnemen dat ze een kuif hebben, die ze op kunnen zetten. Nesten maken ze ook in tuinen. Ze maken ze van gras en hangen ze in de struiken. Ze eten vooral insekten, zoals de vele soorten mieren in de buurt van elk huis. De eerste foto is gemaakt door K. Dijkstra in Paramaribo in maart 2007 en daarna een door Francita Rhijhiner en de derde door Carl Beel in Babunhol in mei 2010. Dan twee foto's van Jean-Louis Rousselle uit Commewijne (een paartje) in november 2013 en een vrouwtje van Ricardo van Dijk uit de Coesewijne savanne in februari 2009. Dominiek Plouvier maakte een video van een Koko / gebandeerde mierklauwier in Commewijne in 2022. |
Vogelgeluiden (klik er op om te luisteren) | ||
---|---|---|
Geluidsopname van een Gebandeerde Mierklauwier, Koko © Otte Ottema, bird guide |
Video (klik op de link of op de 'play'-knop om te kijken) | ||
---|---|---|
Video opname van een Gebandeerde Mierklauwier, Koko © ; |
|
|
Verdeling van waarnemingen over het jaar | Waarnemingen van broeden over het jaar |
---|---|
The 729 reported observations of this bird in Suriname, mainly for the last 50 years up to 2018, have been grouped by month. More birds on one day are counted as one observation. Of course, if the graph should depict the total number of birds seen, the differences between the months could be much more pronounced. | The 36 reported breeding observations of this bird in Suriname. Most observations are about nest with eggs, some about fledglings, or feeding at a nest or the building of a nest. Of the about 5000 nests and eggs found for all species together, about 1/3 comes from the egg collection of Penard between 1896 and 1905. For some reason most collecting then was done in the first half of each year, so the shown distribution does not necessarily reflect the actual breeding preferences. The main dry season in Suriname is reckoned to be from half August to the end of November, the main wet season from half April to half August, but the the timing of begin and end does vary from year to year. Around March a second dry season often occurs. |