Whimbrel (Numenius phaeopus) |
Krombek, Regenwulp: Een van de grotere snepi's (steltlopertjes) met lange poten, een naar beneden gekromde snavel en een gestreepte kop. Ze eten vooral krabben en schelpdieren op de modderbanken van de Surinaamse kust en in de pannen net langs de kust. Hij komt niet in zulke grote aantallen voor als vele andere steltlopetjes. Er zijn wel twintig soorten steltlopertjes in Suriname en van sommige soorten zijn er wel honderdduizenden tegelijk langs de kust aan het eten. Na het broeden ergens in de Verenigde Staten of Canada vliegen ze over water naar Zuid-Amerika en vinden veel voedsel in de modder. Sommigen blijven hier in de 'wintermaanden', andere trekken nog door naar het zuiden. De krombek kun je het beste zoeken op plaatsen als Weg naar zee, de kust bij Coronie of bij Krofajapasie. De eerste foto werd in Suriname gemaakt door Dirk-Jan Hoek, ik denk op Weg naar Zee in 2006. De volgende foto is gemaakt door Dominiek Plouvier in Suriname in december 2007, ik denk ook op Weg naar Zee. Carl Beel maakte een foto bij Bigi pan in februari 2013. Dominiek Plouvier maakte een video van een krombek die een krab te pakken heeft. |
Video (klik op de link of op de 'play'-knop om te kijken) | ||
---|---|---|
Video opname van een Regenwulp, Krombek © ; |
|
|
Verdeling van waarnemingen over het jaar | Waarnemingen van broeden over het jaar |
---|---|
The 331 reported observations of this bird in Suriname, mainly for the last 50 years up to 2018, have been grouped by month. More birds on one day are counted as one observation. Of course, if the graph should depict the total number of birds seen, the differences between the months could be much more pronounced. | The reported breeding observations of this bird in Suriname. Most observations are about nest with eggs, some about fledglings, or feeding at a nest or the building of a nest. Of the about 5000 nests and eggs found for all species together, about 1/3 comes from the egg collection of Penard between 1896 and 1905. For some reason most collecting then was done in the first half of each year, so the shown distribution does not necessarily reflect the actual breeding preferences. The main dry season in Suriname is reckoned to be from half August to the end of November, the main wet season from half April to half August, but the the timing of begin and end does vary from year to year. Around March a second dry season often occurs. |